Sophia Riegger, voerexpert bij Marstall vertelt.

Mythe 1: Eiwitten kunnen snel overgedoseerd worden, wat het paard schaadt.

Sophia: “Natuurlijk moet elke vorm van extreem voeren vermeden worden. Bij eiwitten moet echter wel een onderscheid gemaakt worden. Gaat het om eiwitten die in de dunne darm verteerd worden of komen ze onverteerd in de dikke darm terecht?

Eiwit dat in de dunne darm verteerd kan worden – ook wel pcv ruw eiwit genoemd – kan door paarden probleemloos opgenomen worden. Bij Marstall geven we bij alle relevante producten daarom naast het totale ruw eiwitgehalte ook de pcvXP (precaecaal verteerbaar ruw eiwit).

Proteïne die aan het einde van de dunne darm nog niet verteerd is, m.a.w. niet is afgebroken tot enkelvoudige aminozuren, wordt door de darmbacteriën in de dikke darm omgezet. Het is dan niet meer bruikbaar voor het paard en moet worden afgebroken door de lever en nieren, wat deze organen best wat moeite kost. Het is daarom dus met name belangrijk om op te letten bij niet-pcvXP.”

 

Mythe 2: In ruwvoer zitten voldoende essentiële aminozuren.

Sophia: “Essentiële aminozuren zitten inderdaad ook in ruwvoer. Onderzoek toont echter aan dat juist bij het typische paardenhooi – dat laat gemaaid wordt – de gehaltes aan lysine, methionine en tryptofaan laag zijn. Daarom moeten deze aminozuren, die het paardenlichaam niet zelf kan aanmaken, via de voeding aangevuld worden. Juist deze aminozuren zijn namelijk onontbeerlijk voor o.a. krachtige bespiering en sterke botten.”

 

Mythe 3: Het aminozurengehalte schommelt per grondstof.

Sophia: “Dit geldt inderdaad voor alle natuurlijke ‘eiwit’-grondstoffen zoals biergist, soja enz.. Daarnaast zijn er ook aminozuren in pure vorm, die ook met L/DL gelabeld kunnen worden. Die hebben als voordeel dat ze bijna voor 100% door het paard opgenomen kunnen worden. Hierdoor kan de hoeveelheid die aan het voedermiddel toegevoegd wordt, precies worden bepaald. Zo is dus een heel precieze dosering mogelijk, afgestemd op de behoefte.”

Deel dit artikel